Marius Monnikendam


Marius Monnikendam begon al vroeg met het schrijven van begeleidingen bij melodieën. Hij bezocht de kostschool van de Paters Montfortanen te Rolduc, waar veel tijd aan muziek werd besteed waaronder het Gregoriaans. Na zijn Amsterdamse conservatoriumtijd studeerde hij aan de Schola Cantorum te Parijs. Na zijn terugkeer in Nederland werd hij docent aan het Conservatorium te Rotterdam en het Muzieklyceum te Amsterdam.

Zijn eerste grote werk waarmee hij aandacht vroeg was zijn “Missa Nova” (1928). De première was in 1931 tijdens een internationaal kerkmuziekfeest te Frankfurt an der Main. Monnikendam geeft op zeer oorspronkelijke wijze de tekst weer. Het kyrie-motief, bestaande uit 4 noten, doet denken aan een zogenaamd, van Griekse oorsprong, tetrachord. Door deze toonreeks te gebruiken bracht hij in feite het Kyrie terug tot de oervorm van de Litanie, oorspronkelijk een rei- of klaagzang uit de Griekse tragedie. Contrasterend zijn zowel de tekst als de structuur van het Gloria. Na het initium zet het orgel in met bitonaal klinkende akkoorden. Het vocale gedeelte toont duidelijk verwantschap met het Gregoriaans. Ook de imitatorische delen zijn vaak bitonaal geschreven. Het kyrie-motief komt diverse keren terug, bv. in de tekst qui tollis peccata mundi.
Voor het Credo gebruikte Monnikendam de tekst van de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel. Het deel begint als spreekkoor, met op de achtergrond een begeleiding van ostinate bitonale harmoniewisselingen, waarbij bij het tekstgedeelte et in carnatus est de Spiritu Sancto de zang weer opbloeit. Bij de tekst et unam sanctam catholicam krijgt het woord sanctam (apart zetten) overeenkomstig de betekenis een bijzondere kleuring. De woorden confiteor unam baptisma (ik belijd één doop), worden éénstemmig geïllustreerd.
In het a-capella geschreven Sanctus toont Monnikendam opnieuw verwantschap met het Gregoriaans, terwijl het klankidioom van het Benedictus doet denken aan de fauxbourdon-stijl, echter wel in een eigentijds klankidioom. In het Agnus Dei horen we aan het begin de halve toonsafstand mi-fa, een in de 16e en 17e eeuw veel gebruikte wending om iets klagends uit te drukken. Het slot van de tekst dona nobis is weer getoonzet op het tetrachord dat ook in het Kyrie is gebruikt, maar nu gespiegeld.

Zie ook: